De schrijver van de tekst nodigt me uit te kijken naar mijn binnenwereld waarin ik volgens hem een aardse en een hemelse kant kan vinden. Met de hemelse kant hebben wij mensen geen moeite, schrijft hij, die is als de zon. Maar van onze aardse kant wenden we ons graag af, want daar vinden we onze schaduw. Hoe moeilijk is het om je eigen schaduw aan te kijken. Hoe moeilijk is het om te erkennen dat ook jij duistere kanten hebt. Veel gemakkelijker is het de andere kant op te kijken en te spreken over de wandaden en gruweldaden die door anderen worden gepleegd. Maar ook jij en ik zijn tot afschuwelijke dingen in staat. Het vraagt moed om die kant van jezelf vol aan te kijken en te erkennen. Toch, zegt de schrijver, wanneer dit lukt, wanneer je het duivelse, het zwarte in jezelf kunt accepteren als deel van de mens die jij bent, dan creëer je een ruimte die de innerlijke verbinding is tussen het aardse en het hemelse, tussen schaduw en licht: een tussenruimte. In deze tussenruimte kan het wezenlijke zich laten zien.
Door de schaduw
In mijn geworstel, zo tijdens deze herstelperiode kom ik regelmatig mijn eigen schaduw tegen in de vorm van negativiteit, zieligheid of boosheid. Eigenlijk is het veel eenvoudiger om in dat schaduwgebied te wonen, daar hoef ik niets voor te doen, het gaat vanzelf. Het is er comfortabel en ik ontsla mijzelf daar van enige verantwoordelijkheid. Wat er ook gebeurt, het ligt altijd aan iets of iemand anders. Maar ik vind mijzelf daar niet leuk, ik kan daar zelfs een hekel aan mijzelf hebben. Dan vraagt de schaduwkant in mij om gezien en erkend te worden. Door mij. Pas dan kan ik me ervan losmaken. Het is zoals een leraar van mij ooit zei: je kunt pas iets loslaten nadat je het eerst hebt vastgepakt. Dat klinkt zo logisch, maar eenvoudig is het niet.
Je rommel opruimen
Als ik vroeger een gesprek aanging met iemand zat ik op voorhand al vol met mijzelf waardoor ik de ander niet echt kon horen. Voordat er iets was gezegd had ik de ruimte tussen ons in al gevuld met mijn oordeel, mijn mening, mijn angst en onzekerheid. Schaduw! Jarenlang heb ik om mijn eigen gedoe en mijn eigen rommel heen gedraaid. Rommel trekt rommel aan, vuil trekt vuil aan. Tot er zoveel lag dat er iets moest gebeuren, er kwam als vanzelf een proces op gang. Tijdens dit proces ben ik anders naar mijzelf gaan kijken, werd ik milder en veranderde de wereld om mij heen.
Mijn leven en mijn contacten zijn intenser geworden. Ik heb geleerd bewust ruimte te maken voor een ander mens, ik wil nu bewust luisteren naar die ander, zonder verstorende gedachten van mijzelf. Eerst is er stilte, dan pas het woord, dan weer stilte. Zo kan er iets wezenlijks ontstaan, zo maak ik werkelijk verbinding met een ander mens, zo kan ik de ander werkelijk horen.
Naar het licht
Mooi om daar nu een begrip aan te kunnen koppelen: tussenruimte. Een vruchtbare voedingsbodem waarin vrijheid, zachtheid en liefde wonen. In de tussenruimte is ruimte voor dat wat ruimte vraagt, is aandacht voor dat wat aandacht vraagt. Daar worden angst en onzekerheid verwarmd door liefde. Alles mag er zijn. Door de schaduw naar het licht.