Ik kom aan in waar ik ben. Niet alleen met mijn hoofd, maar met alles wat er is, mijn hele hebben en houden. Afwisselend ben ik boos, verdrietig, opstandig, voel ik me machteloos. En hoor ik mezelf ook zeggen dat ik dit niet wil, dat ik hier helemaal niet wil zijn. Maar daar wordt niet naar gevraagd. Ik ben er. Hoe dat voelt?
Stel, je hebt besloten op vakantie te gaan. Naar Toscane, Italië. Je hebt een prachtige locatie gevonden in de buurt van Florence. Je koopt een informatieboekje over de omgeving, je maakt plannen, kruist de stadjes aan die je wilt bekijken, de marktjes die je wilt bezoeken. Je hebt ook al een datum geprikt. Een datum van aankomst en een datum van vertrek. Je pakt je koffers, regelt je reispapieren, doet wat inkopen, zorgt ervoor dat je goed bent uitgerust voor de reis en als het zo ver is, stap je in je auto. Langzaam maar gestaag koers je af op je einddoel. Zo’n 1.400 km lang zie je landschappen aan je voorbij trekken, zie je de wereld veranderen. Op de kaart volg je nauwgezet waar je bent en hoe ver je nog moet. En wanneer je in de buurt komt van je einddoel, ben je er ook echt aan toe om aan te komen.
Dit zou een door mij gewenst scenario zijn. Je goed voorbereiden en ook zo aankomen op een plek die je zelf hebt uitgekozen, waar je je op hebt verheugd. Alles in jou heeft kunnen wennen aan de aankomst, wat het aankomen zelf relatief eenvoudig maakt. Ook al ben je dan op een plek die nog volkomen vreemd voor je is, waar je de weg nog niet kent, de taal niet spreekt. Je bent aangekomen in waar je wilt zijn. Heerlijk.
En dan de realiteit. Eerst even terug in de tijd.
Je bent thuis, de zon schijnt. Je hebt plannen voor deze dag en voor de dagen die komen. Eén van de plannen voor vandaag is een wandelingetje in het bos. Daarna zie je jezelf weer in de tuin zitten. Met een lekker wijntje in je hand, genietend van het middagzonnetje. Je weet ook al dat daarna heerlijk voor je zal worden gekookt. Witte asperges met een stevig aardappeltje, een plakje ham, gekookt eitje. Je ziet het helemaal voor je. Helaas komt er iets tussen. Letterlijk. Niks wijntje, niks asperges. Tegen de tijd dat het middagzonnetje schijnt bevind je je in het ziekenhuis. Een realiteit die je niet aan hebt zien komen. Waar je je niet op hebt kunnen voorbereiden. En er gebeurt zo veel met je dat je daaraan ook niet toe komt, aan aankomen, je leeft met de dag.
Vandaag, bijna vijf weken na dat bewuste moment, dat moment waarop mijn plannen voor mij werden veranderd, begin ik me er pas bewust van te worden waar ik in ben aangekomen. Een gesprek met de fysiotherapeut was daarbij behulpzaam. Op mijn verzoek schetste ze mijn herstelperiode en de periode van revalidatie in de tijd. Waar ik dacht in september weer een hele Piet te zullen zijn houdt zij mij een andere film voor. Een realistische in plaats van een optimistische. Ze zegt, ´als jij begin september een rondje om het park kunt lopen, dan doe je het goed. Voor volledig herstel mag je rekenen op een jaar´. Dat was gisteren. En vandaag kom ik steeds meer aan in het besef wat dat betekent. Begint het me duidelijk te worden waar ik in ben aangekomen. En begint me ook steeds duidelijker te worden waar ik aan ben ontsnapt. Na de tranen word ik stil. Pfffoe. Vorig jaar, rondom de operatie, schreef ik over de Hogeschool voor Aanvaarden. Dat vond ik een hele klus. Dit voelt aan als een universitaire studie in die kwaliteit.
Zou ik daar ook een leuke baan mee kunnen scoren, straks?