Wanneer ik deze week (opnieuw) door het UWV word gebeld, word ik onverwachts geconfronteerd met iets in mijzelf. Op het moment dat de telefoon gaat zit ik buiten op de tuinbank en ben ik twee formulieren van het UWV aan het invullen. Een derde formulier ligt naast me, maar ik ben er al snel achter dat ik daar nu niet veel mee kan. ‘Uw mening over het re-integratietraject tijdens uw dienstverband’, staat daar boven. Ik heb geen werkgever meer en ben niet aan het re-integreren. Dat was ik in maart en april, maar inmiddels is die situatie veranderd. Eerder in mei – toen ik huisbezoek kreeg van het UWV – heb ik alle informatie over mijn ziekzijn reeds mondeling verstrekt en schriftelijk meegegeven. Had die informatie in een centraal dossier gezeten, dan had ik deze formulieren nu niet in hoeven vullen en had ik niet door verschillende mensen gebeld hoeven worden. De verstrekte informatie ligt echter bij de afdeling faillissementen. En nu heb ik te maken met de afdeling ziektewet. De onzorgvuldigheid irriteert me. Ze bellen, sturen formulieren, maar wie weet nu echt wat er aan de hand is? Het gezegde: ‘de klant is koning’ gaat hier duidelijk niet op. Want niet de klant staat centraal, maar het proces, het protocol en de formulieren. Dit echter terzijde.
Ik word dus gebeld. De exacte vragen van de beller kan ik me niet eens meer herinneren. Wel het gevoel dat ze oproepen. Ik voel me op het matje geroepen, alsof ik verantwoording af moet leggen. Het voelt alsof ik met mijn ziekzijn per definitie de boel probeer te flessen. Zegt dat iets over mij of over de vragensteller? Ik kan niet anders dan mijzelf aankijken. Wat gebeurt er met me? In eerste instantie voel ik me verdrietig, ongemakkelijk en bovenal onmachtig om de confrontatie (want zo voelt het) met het UWV steeds opnieuw aan te moeten gaan.
Vervolgens word ik enorm boos. Ik gooi, ik stamp en smijt met deuren en ik kan niet ophouden met huilen. Ik heb er toch ook niet om gevraagd, om de tumor, de boom en het faillissement van mijn werkgever? Ik kan het toch ook niet helpen dat ik ziek ben? Al bijna een jaar? Ik doe toch mij best, elke dag opnieuw? Om het positieve te zien, vooruitgang te zien? Ik doe toch alles wat in mijn vermogen ligt om te herstellen?
Langzaam loop ik leeg. En dan voel ik dat ik het zat ben. Ik ben het zo ontzettend zat!
Al weken, maanden kom ik niet verder dan mijn achtertuin, is mijn wereld beperkt, moet alles voorzichtig en langzaam, ben ik afhankelijk en boven alles zo moe, moe, moe. Ik wil hard lopen, hard fietsen, hard zwemmen, ik wil erop uit, ik wil weg, ik wil, ....
Zomaar een moment van vorige week, zomaar een dag. Het is frustratie die zich een weg zoekt naar buiten. Tot het weer langzaam stil wordt in mij. En ik, zoals opgedragen, een actueel CV opstuur naar het UWV. Met daarbij nogmaals het ziekteoverzicht van de afgelopen maanden. Protocol is protocol, regels zijn regels en formulieren zijn formulieren. Ik moet mij schikken.
Naar ontspanning
De volgende dag laat ik mijzelf ’s middags voor het eerst deze zomer heel voorzichtig in het zwembad glijden. Echt zwemmen lukt niet, de zijwaartse beweging geeft pijn in knie en enkel. De fysio had me al gewaarschuwd. Maar een beetje poedelen, voorzicht bewegen met de benen en door het water lopen, dat gaat goed. Heerlijk is het om het warme lijf zo af te laten koelen! Wat een genot! Het voelt als vakantie.
’s Avonds rijdt Tjerk me naar Elburg om een ijsje te eten bij Casa Piccola. Een bolletje Malaga en een bolletje Straciatella, mmmm. Ook dit voelt als vakantie. Thuisgekomen ga ik op tijd naar bed, ik ben enorm moe. Maar bovenal ben ik dankbaar. Dankbaar voor het leven en alles wat daarin op mijn pad komt.
Van spanning naar ontspanning.
Zo houden de dagen elkaar in evenwicht.