Als ik mensen nu spreek wordt vaak tegen me gezegd dat deze periode van ziek zijn een oefening in geduld voor me zal zijn, een oefening in aanvaarden of in stil moeten zitten. Zo ervaar ik het niet. Dit is geen oefening. Dit is mijn realiteit nu. Een realiteit waar ik me – vreemd genoeg misschien - vrij eenvoudig aan heb kunnen overgeven. Ja, de beperkingen van mijn lijf vind ik soms lastig, de pijn die er nog is ook. Lastig, omdat het me ervan weerhoudt te doen wat ik zou willen doen. Maar blijkbaar is er iets anders te doen. Wat, dat weet ik nog niet zo goed en dat hoef ik ook nog niet te weten. Want blijkbaar is het daar de tijd nog niet voor. Of ben ik er nog niet klaar voor.
Dat mijn denken deze relatief eenvoudige overgave als vreemd ervaart heeft vermoedelijk te maken met hoe ik mijzelf zie. Als een veelal ongeduldig type dat veel wil doen. En als er iets moet gebeuren, als iets zich in mijn hoofd heeft vastgezet, dan moet het eigenlijk ook direct gebeuren. En daarin is dus iets verschoven. Zo voel ik dat.
Het is tijd, omdat het tijd is, niet omdat ik dat heb bedacht. Niet dat ik geen stem meer heb, maar de stem komt als het tijd is. Mijn dagen breng ik door in rust en daarbij voel ik geen weerstand of wrijving. Het is. Soms scharrel ik wat rond, soms te veel en dan begint het lijf te pruttelen. Dan ben ik zeg maar voor de tijd uit. Ik kan dan eenvoudig een stapje terug doen. Hup weer in bed. De kleine verbeteringen die ik voel, daar geniet ik van en ik ben er dankbaar voor. En verder of sneller hoeft het niet te gaan. Ik vertrouw erop dat ik kom waar ik mag komen.
De uitdrukking: ‘alles heeft zijn tijd’, waar ik eerder erg opstandig van kon worden, krijgt een innerlijke betekenis. Ik heb er verbinding mee. Misschien is dat de oefening die ik nu te doen heb: leren luisteren naar de tijd.