Van Jan de Dreu, docent aan de Pulsar Academie, mocht ik leren dat het moment waarop je ziet dat dat gebeurt, waarop je jezelf als het ware ziet leven en handelen, een belangrijk moment is. Het is het moment waarop je waarneemt wat waar is, zonder daarbij in de verdediging te schieten of een oordeel te vellen. Kijken en toelaten is voldoende. Dat is het leermoment. Het moment ook waarop je kunt besluiten dat je het anders wilt. Een beweging van hard naar zacht.
De momenten waarop ik mijzelf kan zien als leerling van het leven zijn de momenten waarop ik ‘in verbinding ben’. Om te beginnen met mijzelf. Wanneer echter in de snelheid van het leven en de druk die ik soms kan ervaren die verbinding is verbroken is het een genade dat er mensen zijn die mij daarop attent maken, die mij spiegelen. Ik heb een vriendin die dit als geen ander kan en doet. Het enige wat ze hoeft te zeggen is: ‘Eva, wat ben je strak’. Toen we elkaar net kenden begreep ik niet wat ze daarmee bedoelde. Ik schoot in de verdediging en als vanzelf werd ik nog strakker, het was alsof ik in een harnas schoot. Ik liet niet toe, ik durfde niet. Nu, na jaren, is dat ene zinnetje voldoende: ‘Eva, wat ben je strak’. Vanuit liefde en zorg gezegd geeft deze zin nu direct ruimte. Pffffft, weg harnas. Vaak komt er dan verdriet of boosheid. En het maakt niet uit wat er komt, het belangrijkste is dat het de ruimte krijgt. Dat er ruimte ontstaat voor dat wat werkelijk in mij aan de orde is. Makkelijk is dat niet. Het is confronterend en soms pijnlijk of verdrietig. Maar het is. En er is weer verbinding. Van hard naar zacht. Pas dan kan ik verder.
Vanochtend was er ook zo’n moment. Deze keer kon ik zelf schakelen van hard naar zacht, secondewerk was het. Ik was bij mijn fysiotherapeut. Eenmaal per week ben ik bij haar en per week bekijkt ze wat we kunnen doen. Een en ander afhankelijk van mijn gesteldheid. Vanochtend wilde ze werken aan mijn ‘core-stability’. Ze legde me uit dat we pas kunnen werken aan de versterking van knie, heup en enkel wanneer het gebied van de buik weer stevig en stabiel is. Een paar oefeningen met een bal had ze bedacht. Toen ze het voordeed zag het er zeer eenvoudig uit. Klusje van niks, dacht ik. Toen bleek de bal een zware bal te zijn. Oef. Ik zat op de behandeltafel, voeten stevig op de grond, bal op buikhoogte voor me. Langzaam moest ik mijn bovenlichaam bewegen van links naar rechts. Dezelfde beweging moest ook staand gebeuren, heupen stil. Dan de bal brengen tot schouderhoogte rechts en deze – terwijl ik met mijn ogen de bal volgde – langzaam bewegen richting linker heup. Vice versa van linkerschouder naar rechterheup. Ik kon de tien keer amper volhouden. Spieren in buik en rug protesteerden en mijn adem was krap. Opnieuw trof het me hard: de weg van herstel is een lange weg. Even neigde ik naar verzet en hardheid, terwijl ik maanden van training voor me zag. Maar bijna tegelijkertijd realiseerde ik me: dit is het. Tranen schoten omhoog. Dit is het. Dit kunnen toelaten gaf weer ruimte. Ruimte om te ademen en ruimte voor pijn en verdriet. Ik werd weer zacht.
Na een ingrijpende gebeurtenis, van welke aard dan ook, kan het leven niet opgepakt worden. Het leven kan alleen maar geleefd worden, elke dag opnieuw. Daarbij voorbij gaan aan de realiteit is voorbij gaan aan jezelf. Makkelijk vind ik het niet. Mijzelf zien als leerling is dan heel behulpzaam. Het geeft mij ruimte. Ademruimte. Van hard naar zacht.