Soms bekruipt me het gevoel dat ik mijn vader eigenlijk nooit echt heb gekend. Ik ken zijn daden en zijn doen, maar wie woonde daar onder? Wie zat er verscholen onder dat ogenschijnlijk stoere pantser? Maar ach, hoe kon ik hem nabij komen wanneer ik nog zo ver verwijderd was mijn Zelf.
De vragen die ik anderen nu stel, wanneer we werken aan een levensverhaal, dat zijn de vragen die ik hem zou willen stellen. Om dichterbij te komen bij de mens die hij in wezen was. Wat waren zijn dromen, zijn angsten, zijn vreugde en zijn verdriet. Tegelijk weet ik dat wanneer wij elkaar opnieuw zullen ontmoeten, in de dimensie waar hij nu is, alle vragen zullen zijn verdwenen. Dan hoeven we elkaar alleen maar aan te kijken. Dan zal ik alles weten. Dan zal hij alles weten.
Het troost mij te weten dat ik nu hier ben, omdat ik hier moet zijn. Hij is nu daar, omdat hij daar moet zijn. In liefde zijn wij voor altijd verbonden.