‘Kun jij dat wat dit jaar jou heeft gebracht vatten in een woord of korte zin?’ Die vraag werd me gesteld door een vriendin, terwijl wij beide zaten op de omgevallen boom. Ja, inderdaad, die boom van vorig jaar. Afgelopen maandag 20 april was het precies een jaar geleden dat hij viel. Een mooi moment om terug te kijken dus.
En ja, hij ligt er nog steeds. De kruin is nu bruin en hangt ongewijzigd in de struik aan de overkant van het bospad. De onderzijde met het wortelgestel ligt onaangeroerd in het bosperceel en alleen het middenstuk - dat er tussenuit is gezaagd - is verplaatst en ligt in de lengte langs de rand van het pad. Daar zaten wij dus op. De zon scheen en we koesterden ons gezicht in de warmte. ‘Dat dit het is’, antwoordde ik. Want meer is er niet. Er is slechts dit ene moment. Gisteren is er niet meer en morgen is er nog niet. Ik ben nu hier, met mijn lijf en mijn gedachten. Ergens anders kan ik dan niet zijn. En als ik wel ergens anders ben, met mijn gedachten, dan ben ik niet aanwezig waar mijn lijf nu aanwezig is. Dan ben ik afwezig. Dit heeft met mijn adem te maken, met mijn adem en mijn aandacht. Wanneer ik met mijn adem en aandacht aanwezig ben in dit moment, alleen dan ben ik waar. Alleen dan kan ik zien en luisteren, alleen dan kan het enige juiste antwoord in mij ontstaan dat als vanzelf volgt op dat wat ik zie of hoor.
Ademruimte
Ik vertelde mijn vriendin over de gedachte die ik had toen we in stilte naar deze plek toe liepen. Ik moest denken aan het moment dat ik toen bijkwam. Want heel even was ik weg. Het moment dat de boom mij raakte heb ik niet bewust meegemaakt. Toen ik weer bij kwam, had ik geen adem. Ik probeerde wel te ademen maar het lukte niet. De lucht kon niet naar binnen. Een benauwd en angstig moment. Adem is leven, dacht ik al lopend. Want als de adem in mij niet de ruimte had gekregen, als de long zich niet had ontvouwt, dan was dat het einde geweest.
We denken dat we zoveel nodig hebben in dit leven, we verzamelen van alles om ons heen, we rennen ons de benen uit het lijf, we willen voldoen aan maatschappelijke verwachtingen, onze eigen verwachtingen en die van de mensen om ons heen. Maar we vergeten vaak onze adem, het enige werkelijke belangrijke in dit leven. Als die er niet is, als die geen ruimte vindt, dan is het over. Dan is er niets meer wat er nog toe doet.
Dankbaarheid
‘Het zou mooi zijn wanneer er enige vorm van dankbaarheid zou kunnen zijn’, zei iemand mij vorige week. Ze doelde op de maandag van 20 april, op mijn afronding van dit jaar. En ja, dankbaarheid is er. Ze zit precies in de woorden: ‘Dat dit het is’. Te voelen, te weten, diep van binnen, dat alles zich bevindt in dit ene moment, dat vind ik magisch, ontroerend ook. Het heden zit er in, mijn verleden zit er in, alles wat ik ooit heb meegemaakt, gedaan, gedacht, alles zit in dit ene moment. Zelfs mijn toekomst. Als ik dat echt laat binnenkomen, voel ik als vanzelf de tranen omhoog kruipen. Uit dankbaarheid. Voor het geschenk dat het leven voor mij is. Tegelijk voel ik, dat wanneer er oprechte dankbaarheid is er daarna als vanzelf ruimte ontstaat om verder te kunnen. Ik open mij, heel bewust, in deze nieuwe ruimte, ik open mij voor het nieuwe.
Sneltrein of stoptrein
In de ruimte die het leven mij nu geeft is dit bewustzijn sterk aanwezig. Ik hoop van harte dat dit bewustzijn blijft, ook wanneer ik straks weer een baan heb en ongetwijfeld als vanzelf weer in de sneltrein van het leven stap. Mijn adem heb ik echter altijd bij mij. Ze geeft mij leven en houdt het besef levend dat dit het is. Meer komt er niet, echt niet. Ik hoop dat ik dan het vermogen heb om aan de noodrem te trekken, uit de sneltrein te stappen en een kaartje te kopen voor de stoptrein. Het leven hoeft voor mij niet snel te gaan, dat doet de tijd wel. In de tijd die mij gegeven is wil ik aanwezig zijn. Bij alles wat er nog gaat komen.
Nog even dit
Toen wij het bewuste bospad opliepen zagen we een eindje voor ons een boom liggen. Nou, dat is ook bijzonder, zeiden we tegen elkaar, er is nog een boom omgevallen. Toen we verder liepen zagen we nog een boom liggen, en nog een boom. In totaal lagen er negen omgewaaide bomen op 'mijn' pad. Het gaf een desolate indruk. En ik voelde ook dat de angst nog niet helemaal uit mijn lijf is verdwenen. Maar nu is het mooi geweest. Ik hoef er niet meer te zijn.