soms dieper dan ik kan
met een ander
kom ik dieper
wie ik gister was
ben ik vandaag niet meer
vandaag is het dieper
dieper dan ik wil
daar ga ik
ach
ik was er al
maar wist het niet
aanvaarden is durven zijn
waar je bent
aanvaarden is diep
soms dieper dan ik kan met een ander kom ik dieper wie ik gister was ben ik vandaag niet meer vandaag is het dieper dieper dan ik wil daar ga ik ach ik was er al maar wist het niet aanvaarden is durven zijn waar je bent
0 Comments
26 april 2016, 09.00 uur
Het is twee jaar na het ongeval en 2 jaar en 8 maanden na de operatie: het leven leeft en ik leef mee. Steeds beter leer ik bewegen met wat er is, te luisteren naar wat nodig is en daarin te volgen. Dat is iets om dankbaar voor te zijn. Het gaat op en neer. Dit is vandaag. We zitten aan de eettafel in mijn woonkamer: een vertegenwoordiger van de gemeente, een vertegenwoordiger van Professionals in NAH, manlief en ik zelf. Het is een ontmoeting waar ik én naar uit heb gekeken én waarvan ik regelmatig dacht: ik blaas het af, ik wil het niet. En nu zitten we dan toch samen. De mevrouw van de gemeente neemt het woord. Ze wil weten waarom we hier samen zitten. Ik kijk haar aan en probeer kort en helder te vertellen. Dat ik in september 2013 ben geopereerd aan een tumor bovenin mijn wervelkolom. Dat ik tijdens mijn herstellen daarvan in april 2014 een ongeluk kreeg. Dat ik maandenlang aan het revalideren ben geweest. Dat ik ergens in dat proces tot het besef kwam dat de beperkingen die ik in mijn hoofd ervoer niet verbeterden. Dat ik daarvoor verschillende keren naar de huisarts ging. Omdat ik me zorgen maakte. Dat de huisarts steeds zei: er zit nog beweging in, het wordt nog wel beter en mocht het niet beter worden, kom dan over een half jaar terug. Dat ik afgelopen februari opnieuw bij hem was en dat hij toen niet meer zei: er zit nog beweging in, het wordt nog wel beter. Dat hij toen zei dat het misschien goed was niet alleen te weten wat wel goed gaat maar vooral ook zicht te krijgen op wat niet meer gaat. En dat hij mij toen heeft aangemeld bij Professionals in NAH. Dat ik afgelopen maart een intake had met de contactpersoon van NAH en dat het voor haar heel helder was dat de klachten die ik beschreef het gevolg zijn van de operatie en niet van het ongeval, zoals ik steeds dacht. Het klonk heel logisch toen ze dat zei. Immers, tijdens de operatie moest de tumor worden losgesneden van het hersenvlies en ik kan me nog goed herinneren dat de chirurg later zei: ‘daar heb ik een zeemleren lapje opgeplakt’. Dit inzicht heeft me geholpen in het aanvaarden dat dit het is. De mevrouw van de gemeente schrijft, luistert en probeert helder te krijgen wat er is gebeurd en in welke volgorde. Ik vertel dat de mentale klachten die ik nu ervaar er ook waren voor het ongeluk. Dat ik vanaf februari 2014 in een re-integratietraject zat bij mijn toenmalige werkgever. Dat ik nog niet hersteld was gemeld omdat het werken niet goed ging. Het was allemaal te veel, mijn hoofd wilde niet, ik had geen energie, ik kreeg de dingen niet op een rijtje. Dat mijn werkgever een paar weken na het ongeval failliet ging. Dit allemaal zo benoemen gaat niet zonder verdriet, alles komt weer naar boven. Ik vertel ook dat ik met de fysieke beperkingen prima kan leven, maar dat de mentale beperkingen moeilijker zijn. Daar word ik elk moment van de dag mee geconfronteerd. Wanneer ik thuis in mijn eigen tempo de dingen kan doen, gaat het best goed. Maar de stappen in de buitenwereld, daar moet ik zorgvuldig in zijn. Dit heeft consequenties, zowel voor mijn sociale leven alsook in mijn zoektocht naar werk. Contact met dierbaren, met vrienden en vriendinnen kan alleen gedoseerd. En alles wat ik doe vraagt herstel. Natuurlijk is het prima te overzien, ik ben niet levensbedreigend ziek en er kan veel meer wel dan niet. Maar waar ik eerder met gemak 10 ballen in de lucht kon houden, is dat er nu 1. Ik vind het toch moeilijk. Bij het versturen van sollicitatiebrieven ben ik me er steeds van bewust dat ik niet kan waarmaken wat ik wil. Straks stopt mijn uitkering en wat doe ik dan? Ik wil zo graag weer meespelen in de maatschappij, zo graag weer van betekenis zijn, mijn eigen geld verdienen, maar welke stappen kan ik zetten en welke zet ik beter niet? Het gesprek van deze ochtend resulteert erin dat er vanuit de gemeente toestemming wordt gegeven voor begeleiding door een coach van de NAH. Iemand die de komende tijd een uurtje per week met me mee gaat kijken. Wat heb je gedaan deze week, waar liep je tegen aan, wat zou je anders willen of wat zou anders kunnen. Ik vind het heel erg moeilijk me hieraan over te geven en tegelijk ben ik ook dankbaar dat dit zo kan. Mijn belangrijkste doel is weer deel te nemen aan de maatschappij en mijn eigen geld weer te verdienen. Daarin wil ik niet glijden in iets wat een slap aftreksel is van wat ik deed maar wil ik echt zoeken naar dat wat past binnen wat er NU kan. Weer vooruit! De minuten tikken
mijn toekomst naar me toe. Elke ademhaling is een herinnering; zo ook mijn leven. Slechts het nu is realiteit. Waarom blijven dan de pijn, het verdriet en ook de angst uit het verleden bij mij, waarom glijden die niet als mijn adem door mij heen, om te verworden tot verleden tijd. Wie ik was staat in de weg van wie ik ben. Of, zijn we toch samen één? Eva Afgelopen Maandagochtend werd ik gebeld door mijn Rechtsbijstandverzekering. Onlangs berichtten ze mij dat de rechtbank mijn bezwaar richting UWV ongegrond had verklaard en binnen een termijn van zes weken moest ik beslissen of ik in hoger beroep wilde gaan. Ik heb gewikt en gewogen. De hele afgelopen periode ging opnieuw door me heen. Wat moest ik doen?
Het begin Augustus 2014 werd ik uitgenodigd door het UWV voor een eerstejaars-controle omdat ik één jaar in de ziektewet zat. Augustus 2013 kwam ik in de ziektewet omdat ik werd opgenomen in het ziekenhuis en moest worden geopereerd. Toen in april 2014 een boom op mij viel was ik nog niet volledig hersteld en derhalve niet beter gemeld door mijn werkgever. Hierdoor trad de 1+1=1 regel van het UWV in werking: de twee ziektegeschiedenissen werden samen gezien als één. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik het gesprek met de UWV-arts niet handig heb aangepakt. Mijn uitgangspunt was dat ik een goed gesprek wilde kunnen voeren en daarbij ging ik voorbij aan de realiteit. Wat ik deed? Ik paste mijn agenda aan, ging vroeg naar bed en liet mij naar Almere rijden. In het gesprek was ik eerlijk optimistisch. Te optimistisch realiseerde ik me later. Wanneer je een tijd ziek bent, raak je het besef kwijt van hoe het was toen je nog ‘gezond’ was. Ik had de situatie van net na het ongeluk als uitgangspunt genomen en dat was niet handig was. Dat begreep ik tijdens een gesprek dat ik had met een arbeidsdeskundige die gewerkt had bij het UWV. Hij wees mij erop dat ik het niet slim had aangepakt. Ik had me niet op die wijze moeten voorbereiden: niet op tijd naar bed moeten gaan, niet mijn agenda aan moeten passen en vooral wel zelf moeten rijden. Ook al durfde ik dat nog niet aan en was het niet verantwoord. Pas dan had ik een reëel beeld gegeven. Tja. Dat was mosterd na de maaltijd en het leed was al geschied. De UWV-arts kwam tot de conclusie dat ik weer aan het werk kon. De brief die ik daarop kreeg en die uitgebreid verslag deed van wat ik wel en niet kon, deed vermoeden dat de arts mij ook werkelijk had onderzocht. Dat was echter niet het geval. Wat hij schreef waren aannames en ze waren niet juist. Ik was het niet eens met de beslissing en schreef een uitgebreid bezwaar waarin ik de aannames van de arts weerlegde en feitelijk benoemde hoe het wel was. Ik sloot de ontslagbrief van het ziekenhuis bij, evenals een brief van de fysiotherapeut, de psycholoog en de huisarts. Het midden Februari 2015 volgde er een hoorzitting waar een andere UWV arts bij aanwezig was. Hij moest het werk van zijn collega ‘beoordelen’. In de brief die ik daarna ontving stond dat de eerste arts een aantal aspecten onjuist had beoordeeld waardoor ik op nog een paar extra punten arbeidsongeschikt werd bevonden, maar desalniettemin onderschreef deze tweede arts de beslissing van zijn collega. Ik was net niet arbeidsongeschiktheid genoeg om terug te worden gezet in de ziektewet. Ik maakte de gang naar de rechtbank. De rechtbank beoordeelde de door het UWV gevolgde procedures als juist en stelde mij in het ongelijk. Daarop volgde de vraag of ik wel of niet in hoger beroep wilde gaan. Niet Nu niet in hoger beroep gaan zou betekenen dat ik niet meer op mijn beslissing terug kon komen. Maar wat als de fysieke en mentale beperkingen die ik nu nog ervaar niet meer veranderen? Wat wanneer ik als gevolg daarvan geen fijne, uitdagende en betaalde baan kan vinden? Hoe ga ik daar mee om? Kan ik daarmee om gaan? Of wel Wel in hoger beroep gaan zou betekenen dat ik energie zou moeten blijven geven aan dat wat achter me ligt. Ik zou me opnieuw moeten verantwoorden, met nieuwe bewijzen moeten komen. Dat lag voor me als een grote, negatieve, zwarte berg. Terwijl het feitelijk allemaal achter me ligt. Natuurlijk zou de Rechtsbijstand er zijn. Maar na de ervaring van de afgelopen maanden had ik daar geen vertrouwen meer in. Van waaruit maak ik mijn keuze Wanneer ik moet kiezen tussen leven vanuit angst of leven vanuit vertrouwen lijkt de keuze eenvoudig. Toch was dat niet zo. Het bleef aan me plakken. Ik kon niet kiezen. Waarom niet? Ik was verzeild geraakt in een situatie waar ik niet voor had gekozen en ik werd daarin niet gezien. Vond ik. Ik bleef er in hangen. Uit angst. Tot maandagochtend. Toen de contactpersoon van de Rechtsbijstand belde, was ineens alle twijfel weg. Ik was op dat moment op Landgoed Roggebotstaete waar ik iedere maandagochtend ben als vrijwilliger. Jonge mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt krijgen begeleiding; ze werken in de natuur, worden gezien en in hun kracht gezet. Ik zet koffie, maak een praatje, ruim op, maak schoon, leg een blok hout op het vuur en die ochtend dopte ik ook de bruine bonen. Misschien was het de ruime lucht van het landgoed die alle demons weg had geblazen, misschien was het de kracht van de natuur die mij in mijn kracht zette, wie zal het zeggen. Maar het leek niet meer dan natuurlijk om zonder twijfel te zeggen dat ik niet in hoger beroep wilde gaan. Wel sprak ik mijn teleurstelling uit over de inzet en betrokkenheid van de rechtsbijstand. Ik wist dat daar niets mee zou worden gedaan, maar ik was het in ieder geval kwijt. Het einde Mijn dossier is gesloten met de woorden: ‘Ik bevestig hetgeen wij zonet bespraken. U ziet af van het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland betreffende uw Ziektewet-uitkering. Ik zal overgaan tot sluiting van het dossier.’ Even vloog er een demon omhoog. Ik zag hem komen, we keken elkaar recht in de ogen en hij trok zich terug. Blazend, dat wel. En ik? Ik recht mijn rug. Wat ik wil? Ik wil vooruit en ik wil me richten op dat wat wel kan! 2016: een nieuw begin. ‘Hoe is het met je?’, vragen de mensen om me heen. ‘Hoe is het?’ Mooie vraag! Toch? En tegelijk een vraag die veel te vaak gedachteloos wordt gesteld. Een vraag ook die vaak helemaal niet bedoeld is om een waar antwoord te krijgen. De ander wil slechts 'Goed' van je horen.
Maar daar wil ik het nu niet over hebben. Het gaat over die vraag zoals hij is bedoeld. Iemand leerde me eens dat je bij het beantwoorden van die vraag het niet in de vergelijking moet zoeken. Want dat doen we heel vaak. Jij toch ook? Ik in ieder geval wel. ‘Het gaat iets beter met me dan gisteren. Of: ’ ‘Het gaat veel slechter dan vorige week.’ Of: ‘Vannacht sliep ik goed, maar de dagen daarvoor was het bagger. Dank je.’ Zoiets. Maar de vraag vraagt niet meer dan jouw gewaarzijn van dit moment en een vertaling daarvan in woorden. We proberen het even uit. Ik vraag je: ‘Hoe is het met je?’ En jij laat die vraag gewoon op je afkomen. Voel rustig wat hij met je doet. Neem je tijd. Ik vraag het je nog een keer: ‘Hoe is het met je?’ Misschien komt er een blij gevoel in je omhoog. Of bekruipt je iets anders. Interessant, want wat is het? Verdriet? Boosheid? Angst? Iets? Geef het de ruimte. Nee, niet wegdrukken, wegslikken, verstarren, geef het je adem. Ja, zo, goed zo. Ruimte. Ruime adem. Voel je? Het komt en het gaat. Ik stel de vraag nog een keer: ‘Hoe is het met je?’ En nu pas geef je antwoord. Want nu pas weet je hoe het met je is. Precies hoe het nu is. Eerst gewaarzijn, dan de woorden. Best moeilijk. Vind ik tenminste. Want er kunnen zoveel gedachten zich aandienen die het voelen overschaduwen, bijna onvoelbaar maken. En die gedachten komen ongevraagd. Altijd ongevraagd. Ik betrap mijzelf er de laatste tijd vaak op dat ik bang ben voor het oordeel van de ander bij die vraag. Eerder kon ik hem gedachteloos beantwoorden, maar dat lukt niet meer. DE vraag komt en ik probeer direct in te schatten wat mijn antwoord met de ander zal doen c.q. wat de ander van mij verwacht. Dat is niet te doen, natuurlijk, het slaat ook nergens op, maar het gebeurt als vanzelf in mij. Stel dat ik zeg dat het goed gaat. Dan ben ik bang dat de ander daar van allerlei gedachten bij heeft. En mij veroordeelt. Ergens om. Onzin natuurlijk! Want niemand denkt zo, toch? Jij ook niet, toch? Onlangs stond ik voor een rechter in de zaak ‘De Vries versus het UWV’. Daar kan ik van alles over zeggen, maar dat doe ik nu even niet. Het gaat over DE vraag. De rechter vroeg mij, bij aanvang van de zitting: ‘mevrouw De Vries, gewoon uit nieuwsgierigheid eigenlijk, hoe gaat het nu met u.’ En in mij begon de calculatie als vanzelf. Wat zal ik zeggen, wat kan ik zeggen, wat verwacht ze van me, wat voor consequenties heeft dat voor de uitspraak straks, als ik nu zeg dat het goed met me is, dan doe ik ‘mijn zaak’ daar waarschijnlijk geen goed mee. Zo ging het in mij te keer. Uiteindelijk antwoordde ik: ‘Nu ben ik wat gespannen, maar verder gaat het eigenlijk best goed met mij. Zeker wanneer ik het vergelijk met de periode vlak na het ongeval. Maar als ik het vergelijk met hoe het was vóór ik ziek werd, dan heb ik wel veel ingeleverd.’ Zoiets antwoordde ik, in die woorden. Ongeveer. Ik dekte mijzelf aan alle kanten in. Verontschuldigend haast. Ingewikkeld hoor! Als in: ‘Het is niet zo goed als u denkt dat het is wanneer ik zeg dat het goed is.’ Maar niet alleen voor de rechter zeg ik dat soort dingen. Ook tegen de mensen om mij heen. En dat wil ik dus niet meer, heb ik besloten. Ik wil mij nergens meer voor verontschuldigen, ik wil de dingen niet mooier maken, niet slechter maken, het mag zijn zo het is. Dus ga ik voor ‘waar’. Als in waarde, waarheid, waarzijn en gewaarzijn. Vanaf nu stop ik met calculeren, nadenken en mij verontschuldigen. Het is zoals het is en meer kan er niet zijn. En als ik wel ga calculeren, verontschuldigen en ga ja-maar-en, dan geef jij me op m’n flikker. Dat spreken we nu af. Want als het goed is, is het goed. Als het slecht is, is het slecht. Voor mij en op mijn manier. En wat jij van mijn antwoord vindt, of er mee doet, dat mag mijn antwoord niet beïnvloeden. Punt. Dat jij mijn antwoord per definitie hoort en ontvangt binnen jouw referentiekader maakt toch al dat mijn bericht ‘verwrongen’ bij jou aankomt. Dat is toch zo? Daarom is mijn pleidooi: blijf bij jezelf, dan doe ik dat ook! Laten we daarin zacht en respectvol zijn. Voor onszelf én voor de ander! In liefde, Eva Gistermiddag kocht ik een nieuwe fiets. Niet omdat mijn oude fiets zo’n 20 jaar oud is, maar wel omdat hij vakkundig is gesloopt door zoonlief. Onlangs was ik bij een lezing over pubers (‘Puber in huis; hoe houden we het gezellig?’) en één van de uitspraken is mij bijgebleven: ‘Hoeveel fietsen duurt deze pubertijd nog?’ Heel herkenbaar. En één daarvan was dus mijn fiets. Hij staat nu niets te doen in de garage met een lekke band, kapotte versnelling, zonder bel, zonder kettingkast en met een flinke slag in het wiel. En zo ontstond het verlangen naar een andere fiets, eentje die het goed doet en die van mij is. De sleutel bewaar ik dan natuurlijk op een geheime plek.
En zo gingen wij op pad. Ik dacht aan een tweedehands fiets, want een nieuwe vond ik veel te duur. Dus liepen we bij de fietsenwinkel direct de trap op naar de zolder waar alle tweedehandsfietsen stonden uitgestald. Al gelijk boven aangekomen werd mijn blik getrokken naar een rode fiets met rood zadel en rode handvatten. Maar natuurlijk ging ik eerst alle rijen bij langs op zoek naar een koopje. Tot een verkoper mij uitlegde waar ik op moest letten. Gezien mijn lengte had ik minimaal een 57 nodig, een 61 zou nog beter zijn. Dat beperkte de keuze aanzienlijk. Het model vond ik zelf belangrijk, want ik wil rechtop kunnen fietsen. Mijn huidige fiets is een zogenaamde tourfiets en dat geeft een voorovergebogen houding. Dat vindt de bovenkant van mijn rug niet meer fijn. Een soort opoemodel zocht ik dus. Langzaam schoof ik op naar de rode fiets. Manlief zag mij dralen bij dat rode gevaar en kwam ook eens kijken. Het bleek een nieuwe. Maat 62. Opoemodel. Alles klopte, behalve de prijs. Maar daar wist de verkoper wel raad mee. Het was een overjarig model (...........) en er mocht daarom 30% van de prijs af. Binnen no-time stond de fiets beneden voor een proefrit. Hij fietste lekker, ik zat goed, rug recht en ontspannen. Toch twijfelde ik nog. De fiets had maar 3 versnellingen. Mijn huidige tourfiets heeft er 21. Tja. Dus liet ik nog een andere fiets naar beneden komen. Een keurige fiets met 21 versnellingen en nog meer toeters en bellen. Maar hoe de verkoper ook probeerde het stuur en zadel zodanig te stellen dat het zat als de rode fiets, ik was en werd niet tevreden. Nog maar eens een rondje op de rode met de brede banden. Past als een jas, kijk mij gaan, zijn die 3 versnellingen misschien niet gewoon voldoende? Wat ga ik er nou helemaal mee doen? Ritjes naar het dorp en over de dijk, meer zal het niet zijn. Dus lieten we de rode fiets reserveren en zullen we later deze week opnieuw naar de fietsenwinkel maar dan met m’n oude tourfiets mee als inruil. Ik kan niet wachten. ’s Avonds belde mijn vriendin en ik vertelde haar over mijn nieuwe fiets. Ineens realiseerde ik mij waar deze fiets voor staat. En welke stap ik met deze koop heb gezet. Mijn hele leven al ben ik geneigd te hard te lopen, te hard te fietsen, te grote stappen te maken en over mijn grenzen heen te gaan. Dat ging altijd prima, ik kon veel aan, had een sterk lijf, veel energie en een flexibele geest. Een leven met 21 versnellingen, zou je kunnen zeggen. Veel schakelmogelijkheden, kunnen presteren op vele (lees 21) niveaus en ongeacht de weersomstandigheden kon ik altijd flink vaart maken. En ging het toch mis, dan worstelde ik mij gewoon weer 21 stapjes naar boven, ik herstelde snel. Maar nu is alles anders. En omvat de stap naar de rode opoefiets met drie versnellingen ineens zoveel meer dan ik in eerste instantie dacht. Kort geleden was ik voor een consult bij mijn acupuncturist. Ik vertelde haar hoe ik worstel en zoek in het weer actief worden in de maatschappij. Ik worstel en zoek omdat ik steeds over mijn grenzen heen ga. Omdat ik zo heel graag weer wil. Ik wil weer aan het werk, ik wil weer bijdragen aan de maatschappij, ik wil weer uitgedaagd worden, meehelpen, meedraaien, meepraten, meedoen! Maar wat ik wil dat lukt (nog) niet. En dat vind ik heel moeilijk. Waar ik eerst vooral geremd werd door mijn fysiek, word ik nu vooral geremd door mijn hoofd, mijn mentale mogelijkheden. Mijn boog van aandacht en focus is kort, mijn geheugen laat mij regelmatig flink in de steek, te veel prikkels zorgen voor kortsluiting in mijn hoofd, ik struikel soms over mijn woorden en waar druk mij voorheen uitdaagde legt het mij nu lam. Mijn acupuncturist zei: ‘Je stapt steeds op je oude fiets, omdat dat de fiets is die je kent. Maar die fiets doet het niet meer, je moet op zoek naar een nieuwe fiets, de fiets die past bij wie jij nu bent. Hoe het was wordt het niet meer, dit is het.’ En terwijl ik mijn vriendin aan de telefoon vertel over de rode fiets met 3 versnellingen snap ik ineens waar deze voor staat. Dit is dus niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk mijn nieuwe fiets. Ik moet wel even slikken. En toch. Hij is mooi, hij is rood, het is stevig en stabiel en ik kan in drie verschillende versnellingen vaart maken, steeds passend bij de omstandigheden. En het belangrijkste is, dat hij mij goed past! Dit is het. Ik zit op de stoel voor de schuifpui, aan de tuinkant van de kamer, en hoor hoe manlief iets uitlegt aan dochterlief. Ze zitten samen op de bank, bij de televisie, en hebben het over iets waar ze naar kijken. Ik zie ze niet zitten, maar er ontstaat wel een beeld. Het is het beeld van de oudere mens die een jongere meeneemt in zijn of haar eigen kennis en ervaringen. Een moment van aandacht, van overdracht, van doorgeven. De gedachte: ‘Wat laat je achter’, komt in me op. Of eigenlijk is het : ‘Wat laat ik achter?’
Wat laat ik achter? Een bijzondere gedachte zo in de vroege ochtend. Het is geen afschrikwekkende gedachte, nee, vanochtend voelt deze als een natuurlijke realiteit. Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan, het is een natuurlijk proces. Wat ik bijzonder vind is dat ik nu zo duidelijk voel dat ik ben opgeschoven. Het komt de laatste tijd steeds vaker voor dat ik mijzelf zie door de ogen van mijn kinderen. En dan zie ik wat ik vroeger zag wanneer ik naar mijn eigen ouders keek. Best vreemd, confronterend ook, wanneer ik dit in zijn volle omvang toelaat. Ik ben de oudere, niet meer de jongere. Als vanzelf ben ik in die rol gegleden. Wanneer mensen nu ‘mevrouw’ tegen mij zeggen, is dat geen vergissing meer. Ze twijfelen ook niet meer. Toch roept het bij mij nog steeds een bevreemdend gevoel op. Dan weet ik even niet meer wie ik ben en hoe oud ik ben. Van nu naar ooit Nee, ik ben niet meer de jongere die aan het begin van het leven staat. Ik ben de oudere, die – naar alle waarschijnlijkheid - dichterbij het einde is dan bij het begin. De volwassenheid van mijn kinderen komt heel dicht bij. Ze worden steeds zelfstandiger, zullen het ouderlijk nest verlaten en uitvliegen richting een leven zonder mij. In de toekomst ligt het moment waarop ze zullen zeggen: ‘Weet je nog? Weet je nog hoe mama ...’. En dan komt er een verhaal, een herinnering. Misschien zien ze ineens iets wat ze eerder nog niet konden zien, maar dan wel, omdat het leven zich herhaalt, omdat ze dan staan waar ik ooit stond. Mijn kinderen, onze kinderen, zij leren de dingen die wij hebben geleerd. Maar dan op hun eigen manier en in een vorm die past in hun eigen tijd. Toch, in de kern, in de essentie verandert er niet zo veel. Het leven gaat zoals het al honderden jaren is gegaan en jonge mensen leren wat alle jonge mensen voor hen ooit hebben geleerd. Nu ben ik nog onderdeel van dit leven. En jij ook, als je dit leest. Maar morgen zijn het alleen nog onze kinderen, en daarna hun kinderen. Dan zijn wij vertrokken naar de eeuwigheid. Wie geeft wat hij heeft .... De vraag ‘Wat laat ik achter in dit leven’ begint misschien wel met de vraag ‘Wat heb ik te doen in dit leven’. Want we hebben allemaal iets te doen in deze wereld. We zijn hier toch niet voor niets! Dat maakt ons verantwoordelijk. Ik denk aan alles wat achter me ligt. Alle minuten. Gevuld met ervaringen, met vreugde, verdriet, passie, depressie, verlangen, liefde, met zoveel! Dit alles is samengebald in dit moment. ‘Wie zijn verleden niet koestert weet ook niet waar hij in de toekomst naar toe wil.’ Zomaar een zin op mijn prikbord. Zomaar? Mijn richting wordt bepaald door dit moment. Dit moment dat mijn verleden in zich heeft. Wat ik achter laat wordt bepaald door elk moment, elke minuut waarin ik leef, geef en deel. ‘Wie geeft wat hij heeft is waard dat hij leeft.’ Dat zei mijn oma altijd. En daar leefde ze ook naar. Ik geloof dat ik nu pas begin te begrijpen wat zij daarmee bedoelde. Dat dit het is
‘Kun jij dat wat dit jaar jou heeft gebracht vatten in een woord of korte zin?’ Die vraag werd me gesteld door een vriendin, terwijl wij beide zaten op de omgevallen boom. Ja, inderdaad, die boom van vorig jaar. Afgelopen maandag 20 april was het precies een jaar geleden dat hij viel. Een mooi moment om terug te kijken dus. En ja, hij ligt er nog steeds. De kruin is nu bruin en hangt ongewijzigd in de struik aan de overkant van het bospad. De onderzijde met het wortelgestel ligt onaangeroerd in het bosperceel en alleen het middenstuk - dat er tussenuit is gezaagd - is verplaatst en ligt in de lengte langs de rand van het pad. Daar zaten wij dus op. De zon scheen en we koesterden ons gezicht in de warmte. ‘Dat dit het is’, antwoordde ik. Want meer is er niet. Er is slechts dit ene moment. Gisteren is er niet meer en morgen is er nog niet. Ik ben nu hier, met mijn lijf en mijn gedachten. Ergens anders kan ik dan niet zijn. En als ik wel ergens anders ben, met mijn gedachten, dan ben ik niet aanwezig waar mijn lijf nu aanwezig is. Dan ben ik afwezig. Dit heeft met mijn adem te maken, met mijn adem en mijn aandacht. Wanneer ik met mijn adem en aandacht aanwezig ben in dit moment, alleen dan ben ik waar. Alleen dan kan ik zien en luisteren, alleen dan kan het enige juiste antwoord in mij ontstaan dat als vanzelf volgt op dat wat ik zie of hoor. Ademruimte Ik vertelde mijn vriendin over de gedachte die ik had toen we in stilte naar deze plek toe liepen. Ik moest denken aan het moment dat ik toen bijkwam. Want heel even was ik weg. Het moment dat de boom mij raakte heb ik niet bewust meegemaakt. Toen ik weer bij kwam, had ik geen adem. Ik probeerde wel te ademen maar het lukte niet. De lucht kon niet naar binnen. Een benauwd en angstig moment. Adem is leven, dacht ik al lopend. Want als de adem in mij niet de ruimte had gekregen, als de long zich niet had ontvouwt, dan was dat het einde geweest. We denken dat we zoveel nodig hebben in dit leven, we verzamelen van alles om ons heen, we rennen ons de benen uit het lijf, we willen voldoen aan maatschappelijke verwachtingen, onze eigen verwachtingen en die van de mensen om ons heen. Maar we vergeten vaak onze adem, het enige werkelijke belangrijke in dit leven. Als die er niet is, als die geen ruimte vindt, dan is het over. Dan is er niets meer wat er nog toe doet. Dankbaarheid ‘Het zou mooi zijn wanneer er enige vorm van dankbaarheid zou kunnen zijn’, zei iemand mij vorige week. Ze doelde op de maandag van 20 april, op mijn afronding van dit jaar. En ja, dankbaarheid is er. Ze zit precies in de woorden: ‘Dat dit het is’. Te voelen, te weten, diep van binnen, dat alles zich bevindt in dit ene moment, dat vind ik magisch, ontroerend ook. Het heden zit er in, mijn verleden zit er in, alles wat ik ooit heb meegemaakt, gedaan, gedacht, alles zit in dit ene moment. Zelfs mijn toekomst. Als ik dat echt laat binnenkomen, voel ik als vanzelf de tranen omhoog kruipen. Uit dankbaarheid. Voor het geschenk dat het leven voor mij is. Tegelijk voel ik, dat wanneer er oprechte dankbaarheid is er daarna als vanzelf ruimte ontstaat om verder te kunnen. Ik open mij, heel bewust, in deze nieuwe ruimte, ik open mij voor het nieuwe. Sneltrein of stoptrein In de ruimte die het leven mij nu geeft is dit bewustzijn sterk aanwezig. Ik hoop van harte dat dit bewustzijn blijft, ook wanneer ik straks weer een baan heb en ongetwijfeld als vanzelf weer in de sneltrein van het leven stap. Mijn adem heb ik echter altijd bij mij. Ze geeft mij leven en houdt het besef levend dat dit het is. Meer komt er niet, echt niet. Ik hoop dat ik dan het vermogen heb om aan de noodrem te trekken, uit de sneltrein te stappen en een kaartje te kopen voor de stoptrein. Het leven hoeft voor mij niet snel te gaan, dat doet de tijd wel. In de tijd die mij gegeven is wil ik aanwezig zijn. Bij alles wat er nog gaat komen. Nog even dit Toen wij het bewuste bospad opliepen zagen we een eindje voor ons een boom liggen. Nou, dat is ook bijzonder, zeiden we tegen elkaar, er is nog een boom omgevallen. Toen we verder liepen zagen we nog een boom liggen, en nog een boom. In totaal lagen er negen omgewaaide bomen op 'mijn' pad. Het gaf een desolate indruk. En ik voelde ook dat de angst nog niet helemaal uit mijn lijf is verdwenen. Maar nu is het mooi geweest. Ik hoef er niet meer te zijn. Een vriendin maakte me attent op een artikel in de volkskrant. ‘Niemand zit te wachten op belegen types.....’, stond er boven. Het artikel memoreert de oudere werknemer, de man of vrouw van boven de 45. Belegen zijn ze. Belegen denk ik verbaasd? Ik? Belegen?
Ik citeer twee zinnen uit het artikel. 1. ‘Wilt u als oudere werknemer de concurrentie aankunnen met de jeugd, dan zult u in uw financiële planning rekening moeten houden met een forse teruggang in inkomen.’ 2. ‘Maar 45-plussers hebben nog een ander mentaliteitsprobleem: ze benadrukken te weinig wat ze op jongeren voor hebben. Ervaring bijvoorbeeld. Ervaring is heel wat waard.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. Hoezo concurrentie aankunnen met de jeugd? In leeftijd kun je toch niet concurreren? Met opleiding wel, ervaring, competenties, zeker, maar leeftijd? Als werkgever zou ik willen zoeken naar de beste kandidaat, ongeacht leeftijd. Er is vraag en er is aanbod, en daar waar vraag en aanbod elkaar zo dicht mogelijk naderen, daar zit de match, dat is de beste kandidaat. Dat gaat niet over leeftijd, toch? Of ben ik naïef? Omdat ik 45-plus ben? En dan is er nog de tegenstrijdigheid in bovenstaande twee zinnen. De 45-plusser moet fors inleveren op inkomen en tegelijk is zijn of haar ervaring heel wat waard. Hoe vertaalt die waarde zich dan wanneer deze niet in het salaris zit verdisconteerd? Ik zie ineens de volgende situatie voor me. Een vacature, 100 sollicitanten, 100 brieven, een selectiecommissie. De geïnteresseerden zijn uitgenodigd een brief te schrijven met daarin uitgebreide motivatie en ervaring, opleiding, competenties. Verder niets. Geen geslacht, geen leeftijd, geen nationaliteit, alleen de voor de functie van belang zijnde feiten. Uit de 100 brieven worden zes kandidaten gekozen. Deze zes kandidaten worden uitgenodigd zichzelf te presenteren. Ik zie een ruimte voor me met daarin stoelen voor de selectiecommissie. In dezelfde ruimte staat een kansel. De stoelen zijn omgedraaid, zodat ze de kansel niet zien. Achter de kansel staat de eerste kandidaat. Vanaf die plek mag de kandidaat de motivatiebrief geheel op eigen wijze toelichten. De selectiecommissie mag vervolgens vragen stellen, de kandidaat antwoordt. Op deze wijze word je als werkgever niet afgeleid door zaken die niet ter zake doen, zaken die je af kunnen leiden van datgene waar het om gaat. Je kunt zelfs je ogen sluiten om zo werkelijk te luisteren naar de persoon die aan het woord is. Je hoort klank, energie, enthousiasme, stel je eens voor wat je allemaal zou kunnen horen wanneer je niet zou worden afgeleid door wat je ziet. Wanneer je overtuigd bent van de match, druk je op een knop. De stoel draait zich om. Dan blijkt de levendige en enthousiaste verteller met goede motivatie ineens een grijze duif te zijn. Verandert er dan iets? Het aanbod sluit nauw aan bij de vraag. Waar laat je je door (af)leiden? Na het lezen van het artikel besluit ik dat ik niet belegen ben. Sterker nog, ik heb nog steeds het gevoel dat het moet beginnen. Ieder mens wil ten diepste van betekenis zijn voor de ander. Hij wil dienstbaar zijn, uitgeven. En na 1,5 jaar van ziekte en herstel verlang ik daar ook echt weer naar. Ik heb de afgelopen jaren zoveel mogen leren, op zoveel verschillende terreinen. Het kan toch niet zo zijn dat ik daarvan op professioneel gebied niets meer uit kan geven? Dat zou toch ontzettend jammer zijn? Nee hoor, heel voorzichtig treed ik weer naar buiten, laat ik mijn gezicht weer zien: Hier ben ik, en ik heb er zin in! Dus: zoek je versterking binnen je bedrijf en ben je nieuwsgierig naar mijn professionele ervaring en achtergrond? Laat het me weten. Dan stuur ik je mijn profiel toe. Eva Het is 13 maart 2015. Nog even en dan is dit jaar voorbij. Dit jaar dat begon op 20 april 2014. De dag dat de boom op mij viel. En het is goed, dat het jaar bijna voorbij is. Ik ben er aan toe en ik kijk er naar uit.
Die tijdspanne van één jaar zette zit vast in mijn hoofd tijdens een gesprek met de fysiotherapeut, kort na het ongeval. We spraken over de verwachte hersteltijd. Ik dacht dat ik na de zomer wel weer ‘het vrouwtje’ zou zijn. Ze keek me aan en zei rustig: ‘ik ben al blij wanneer jij in september weer een rondje park kunt lopen. Ga in eerste instantie maar uit van een herstelperiode van één jaar.’ En zo werd de tijd gezet. In eerste instantie helemaal niet bewust. Ik leefde met de dag. Maar gaandeweg het jaar hoorde ik mijzelf steeds vaker de datum van 20 april 2015 noemen. En nu is het dus bijna zover. Voor mij is het nu tijd de realiteit van dit moment op een rijtje te zetten. Dit is het: 1. Het gaat langzaam beter met me. Ook de psycholoog en de manueel therapeut zijn het daar – geheel onafhankelijk van elkaar - over eens. Zelf voel ik dat ik krachtiger word, zowel mentaal als fysiek. Tegelijk hoor ik mijzelf soms zeggen dat ik er nog niet ben. Wat natuurlijk raar is, want ik ben er wel. Ik ben waar ik nu ben, dit is het en meer is er niet en niemand weet waar het naar toe gaat. Maar wat ik bedoel is dat er nog beweging in zit en ik ga ervan uit dat ik aan het einde van dit bijzondere jaar nog niet ben uithersteld. Daar ben ik blij mee 2. De gesprekken met de psycholoog zijn gestopt. Mijn dossier is nog niet gesloten, maar er staat geen afspraak meer gepland. Ik kan bellen als dat nodig is. Dat is het nu niet. 3. De behandelingen bij de manueel therapeut verschuiven zich langzaam van manipulaties naar krachttraining. Daar moet je je nog niet te veel bij voorstellen, maar ik beweeg en word sterker. 4. Duidelijk is geworden dat fysiek niet alles meer wordt zoals het was. Het kraakbeen in mijn rechterknie is dermate beschadigd, dat mij wordt afgeraden weer te gaan hardlopen. En daar keek ik zo enorm naar uit! Ook zwemmen is (nog) niet mogelijk. Ik kan niet zonder pijn de slag maken die nodig is bij de schoolslag. Of zich dat nog gaat herstellen is onduidelijk. Hardlopen en zwemmen waren eigenlijk de enige sporten die ik deed en waar ik plezier aan beleefde. Dit vond en vind ik dus niet makkelijk. Nu onderzoek ik of skeeleren iets voor me is. Ik wil toch graag ergens mijn energie in kwijt, ik wil me inspannen, vaart maken, de wind door mijn haar. 5. Mijn bezwaar bij het UWV is ongegrond verklaard en ik kan aan de slag als productiemedewerker voedingsmiddelen industrie, inpakker (handmatig) of machinaal metaalbewerker. Ik onderzoek of het zinvol is in beroep te gaan. 6. Ik ben weer in de tuin aan het werk. Zo heerlijk! Niet in de intensiteit die ik gewend ben maar hé, het gaat weer. Zaag en heggenschaar heb ik al weer voorzichtig ter hand genomen. Blij! 7. In mijn hoofd ontstaat ruimte voor werk. Ik denk er weer aan en kan er naar uitkijken deel uit te mogen maken van een organisatie, samen ergens aan of voor te werken, samen te bouwen, nieuwe collega’s. Alles in mij vraagt erom uitgedaagd en geprikkeld te worden. Aan de slag wil ik. Ik wacht op het juiste moment. 8. Ik overweeg de opleiding rouwbegeleider te gaan doen. Ik realiseer me als nooit te voren dat kunnen en durven rouwen de enige weg is naar het leven. Niemand kan er omheen. In ieder geval niet zonder zichzelf te verliezen. Kortom, het leven beweegt en borrelt en op die borrels beweeg ik mee. Tot 20 april staan mijn dagen nog vol in het teken van herstel. De dag zelf heb ik gemarkeerd en ga ik met een vriendin naar zee. De zee is voor mij de ultieme plek om vrijheid te voelen en het leven in te ademen. Daar wil ik afsluiten dit bijzondere jaar en ontsluiten een nieuw jaar. Tot die tijd luister ik, beweeg ik mee in het ritme van mijn leven en geef ik aandacht aan dat wat aandacht vraagt. Dicht bij mij wil ik blijven, verbinding wil ik blijven houden met mijn lichaam, mijn energie en mijn verlangens. Nu al kan ik zeggen dat dit jaar mij ontzettend veel heeft gebracht! Maar laat ik niet op de zaken vooruit lopen. Ik heb nog even te gaan...... |
waarom dit blog archief
May 2016
|